top of page

Ontwikkelen

kennis SPELVERDEleRs

Introductie
Ik ben Yannick van Harskamp en heb 10 jaar in het Nederlands volleybalteam mogen volleyballen. Ik heb van trainers zoals Gido Vermeulen, Ron Zwerver, Peter Blangé en Vital Heijnen mijzelf kunnen ontwikkelen als volleyballer, mens en specifiek als spelverdeler. 

Nadat ik stopte met volleybal en mijn kennis wilde overdragen ben ik gaan nadenken wat ik allemaal heb geleerd. In dit document deel ik 8 tips die de basis vormen voor het spelverdelen. Dit is geen absolute waarheid, maar hier heb ik wel 25 jaar dag en nacht over nagedacht. Dit paste vooral bij mij en ik hoop dat je een paar punten meeneemt in jouw volleybal carrière. Veel kijk en leesplezier!

_TJ16164_edited.jpg

Tip 1: startpositie

​

Als eerste is de positie van de spelverdeler belangrijk. De uitgangspositie van de spelverdeler noem je positie 2-3, en dat is 2 meter rechts van het midden bij het net. op het voorbeeld staat een rode stip waar de ideale plek is om te starten. Als je op die plek staat zorg ervoor dat je rechtervoet voor je linker staat.  

  

Als de tegenstander serveert kom je van verschillende posities aangerend, maar zorg je er allereerst voor dat je naar deze basis positie rent.  

Tip 2: Starthouding 

​

Het allerbelangrijkste voor een spelverdeler is dat je goed onder de bal staat als je de set geeft. Het is goed om dit duizenden keren voor jezelf te herhalen tijdens trainingen en wedstrijden. De praktische manier om dit voor elkaar krijgen heeft vooral te maken met de starthouding.  

  

Je rechtervoet staat voor ongeveer 10 centimeter van de middellijn op je basispositie. Als de bal het net passeert naar jouw kant heb je spanning op je  rechter bovenbeen door die te buigen. Je knie is ongeveer voor 120° gebogen. Door de spanning op je rechterbeen is je eerste stap die maakt met je linkerbeen. zonder spanning duur het langer voordat je vertrokken bent. Het is tijdwinst die net het verschil kan gaan maken tussen een goede spelverdeler en een redelijk goede spelverdeler.  

  

Als de tegenstander serveert vertrek je van verschillende posities in het veld. Zorg ervoor dat je zo snel mogelijk op de startpositie staat. Ook weer klaarstaan met gebogen knie om te sprinten op het moment dat de serveerder de bal raakt. Mocht er iemand een enorm moeilijk service hebben, en je weet eigenlijk zeker dat de bal achter de 3 meter komt, kan je alvast 1 tot 1,5 meter 'smokkelen'. je moet dit wel echt zeker weten, want het is vervelend als de passer perfect passt en je kan er niet bij, omdat je te ver uit het net stond.  

Tip 3: Zo snel mogelijk onder de bal

​

Als je een inschatting hebt gemaakt waar de bal globaal gaat landen sprint je zo snel mogelijk die richting op. Op het moment dat je aan het sprinten bent zie je steeds specifieker waar de bal landt en je past hier de richting bij als dat nodig is.  

Wacht liever 2 seconde op je plek van aankomst dan precies op tijd onder de bal komen. Dan heb je ook tijd om met kleine stapjes te corrigeren. 

Als de bal ver uit het net is en je weinig tijd hebt, sprint dan zo snel mogelijk naar de bal. Als je nog bovenhands kan spelen zet je je rechtervoet op de plek waar de bal gaat landen en zwaai je linkervoet om je rechtervoet heen. Zet je voet in één keer zo neer dat de punten van je schoenen naar positie 4 wijzen. Moet je toch onderhands spelen lift dan je armen gestrekt rustig omhoog vlak voor de aanraking van de bal. Een snelle onrustige beweging zorgt voor onzuiverheid. Door je linkerschouder op te tillen zorg je voor de juiste hoek naar positie 4. Als je dat met je armen wilt doen krijg je ook weer onzuiverheid.  

Tip 4: stand van je handen

​

Als je een bal op je hoofd legt en je houdt je handen boven de bal heb je de ideale hoogte van je handen om bovenhands te spelen. Om te checken of het de juiste hoogte is kijk je even jaar rechts en links naar je ellebogen. Als je ogen precies ter hoogte van je ellebogen zijn heb je de goede hoogte te pakken.  

Je vingers zijn gespreid en je zorgt voor lichte spanning in je vingers en duimen. Je duimen en wijsvingers vormen samen een driehoek. Draai je duimen licht naar je neus. In je vingers zit een lichte kromming.  Een trucje is net doen alsof je een grote drinkkan van de grond pakt en boven je hoofd leeg gooit.  

​

Zorg ervoor dat je je handen boven je hoofd hebt zodra de pass op zijn hoogste punt is. Liever iets te vroeg dan te laat je handen boven je hoofd. Het liefst heb je je handen al 1-2 seconden boven je hoofd voordat je je de bal raakt.  

Tip 5: polsen

​

In Nederland wordt je geleerd om vanuit je benen en armen te spelen. Hierdoor heb je meerdere punten waarmee je kracht geeft en is het moeilijk om de juiste verhouding te kiezen. Yannick van Harskamp: 'dit is mijn grootste les geweest door alleen uit mijn polsen te gaan spelen. Toen ik hier 3 jaar lang in Maaseik in België de aandacht op te hebben was mijn zuiverheid het grootst in al die jaren dat ik volleybalde. Het is anders dan we in Nederland gewend zijn, maar ik geloof hier volledig in dat we het in Nederland beter op deze manier kunnen aanleren'.  

  

Doordat je alleen gebruik maakt van je polsen is er één punt waar het 'mis' kan gaan in de beweging, namelijk de polsen. Als je te ver speelt moet je de volgende keer op die plek in het veld minder kracht leveren vanuit je polsen. Wanneer je je benen ook gebruikt is het enorm moeilijk te bedenken waar het aan ligt. Uiteraard is de uitdaging dat niet iedereen vanaf de achterlijn alleen uit polsen naar positie 4 speelt, maar je kan er wel zoveel mogelijk naar streven om overal alleen vanuit je polsen te spelen. En dit is ook heel goed treinbaan. Daardoor zorg je dat je zuiverder wordt met als gevolg dat de kans groter is dat je aanvallers vaker de bal kunnen scoren.  

  

Als je achterover speelt is de start hetzelfde als wanneer je voorover gaat spelen. Je hebt spanning op je rechterbeen, snel onder de bal, handen vroeg klaar en de stand van de handen is hetzelfde. Het verschil met voorover spelen is dat je op het laatste moment je duimen van je af draait. Vanaf dat moment zijn ook weer je polsen erg belangrijk. Yannick van Harskamp: 'hier zie je bij veel spelverdelers de rug verraden dat ze achterover gaan spelen. De middenspelers aan de overkant kunnen dan van tevoren een stap zetten en zullen je dan een stap voor zijn. Dat zien ze bewust of onbewust aan de kromming van de rug. Dit kan je voorkomen door meer kracht uit de polsen te halen.' 

Tip 6: richting

​

Zorg ervoor dat je altijd met je neus en tenen wijst naar de antenne bij positie 4. Als je uit het net bent en je wilt achterover spelen speel je de bal over je rechterschouder.  

  

Er is een uitzondering, namelijk als je op de link helft van het veld komt. Zorg er dan voor dat je lichaam recht richting positie 2 staat om zuiver achterover te spelen. Als je naar positie 4 wilt spelen zorg dan dat je over je rechter schouder speelt.  

Tip 7: in sprong

​

Om de bal in sprong te spelen moet je eerst zorgen dat je bovenstaande technieken voldoende onder de knie hebt.  

  

Je startpositie is ook op positie 2-3, je sprint onder de bal, zorgt ervoor dat dat je netjes onder de bal staat en je handen vroeg klaar hebt. Als de bal ongeveer een meter boven je hoofd is spring je op. De perfecte timing is dat je de bal raakt precies op het moment dat je ‘stil hangt’. Dat betekent dat je niet meer omhoog gaat, maar ook nog niet naar beneden.  

  

De reden hiervoor is dat je dan geen extra energie mee geeft vanuit je sprong of extra kracht mee moet geven doordat je alweer daalt.  

  

Ook erg belangrijk is om op precies dezelfde plek neer te komen als dat je opgesprongen bent. Als je voorwaartse kracht vooruit maakt moet je minder kracht geven met je polsen. Dat is erg moeilijk voor je hersenen om dit te bepalen. Voor achterwaartse- en zijwaartste kracht geldt precies hetzelfde.  

Tip 8: midden aanspelen

​

Voor we naar tactiek gaan bespreken we hoe je het midden aan moet spelen. Dit is belangrijk als je de volgende stap naar tactiek wilt maken.  

  

Je startpositie is weer hetzelfde. Om midden aan te spelen zal de bal in de buurt van het net moeten komen. Als de pass perfect is zet je een linkerpas en vervolgens met rechts bijzetten. Zorg ervoor dat je precies recht omhooggevallen springt, want anders springt de midden bovenop je. Spring op en vlak voor je naar beneden zakt speel je de bal alleen met je polsen, afhankelijk van de sprongkracht van je midden, ongeveer een half meter omhoog. De midden moet de bal kunnen slaan vlak voor de bal weer naar beneden zakt. Als dat het geval is moet de middel sneller komen de volgende keer.  

5a90eb_a8bf05b0fd23424aa6b1fb0584f0e3dd_
Contactformulier
nevobo_edited.jpg

Yannick van Harskamp &
Dirk Sparidans

info@njoilife.nl

  • Facebook
  • Instagram

Onze partners: 

cev logo.png
bottom of page